De vuurwerkramp in Enschede gebeurde net 20 jaar geleden…
Op 13 mei ll. 2000 werd de wereld opgeschrikt door de vuurwerkramp in Enschede. In een opslagruimte van een plaatselijk bedrijf die hoofdzakelijk vuurwerk bevatte ontstond een begin van brand, hetgeen uiteindelijk leidde tot een zware ontploffing.
De woonwijk errond zag er nadien uit alsof het onder een bombardement had gelegen: zo’n 1.500 huizen waren beschadigd, daarvan moesten er bijna 300 onbewoonbaar verklaard worden. Het menselijke leed was navenant: 947 mensen raakten gewond, 24 onder hen kwamen om. De materiële schade werd later geraamd op ongeveer 1 miljard gulden (nu zo’n 454 miljoen euro).
Een kort feitenrelaas
De brand begon op een zaterdag rond drie uur in de namiddag in het pakhuis zelf. Het vuur sloeg snel over naar twee containers die buiten het gebouw waren opgesteld, waarin een restant van vuurwerk opgeslagen werd omdat in de centrale bunker, gelegen in het magazijn zelf, geen plaats meer was. Maar voor die extra opslag was geen vergunning afgeleverd. Daarna sloegen de vlammen over op een derde container, die korte tijd later ontplofte. Een kettingreactie van nog enkele kleinere explosies resulteerde ten slotte in de grootste knal, toen de centrale stock de lucht in vloog.
Het was hierbij opmerkelijk dat tussen het eerste ontstaan van de brand en de daaropvolgende reeks ontploffingen meer dan een half uur verliep. Dat zou doen veronderstellen dat de onderneming, kleinschalig als ze was, niet bijzonder in orde was met haar aanpak op het vlak van preventie. Zo was het eerste signaal dat er een brand gaande was afkomstig van een toevallige voorbijganger: er was blijkbaar geen performante branddetectie aanwezig, en wellicht ook geen sprinklerinstallatie – hetgeen je toch zou verwachten in een opslagruimte met dergelijke risico’s.
En wie werd er met de vinger gewezen voor deze onvoorstelbare ramp?
Vreemd genoeg vind je in de literatuur nauwelijks iets terug over de adequaatheid van de door de onderneming genomen maatregelen ter voorkoming van een brand: de hele controverse in de pers rond de vuurwerkramp is uitgedraaid op een discussie over het optreden van de overheid. Dat had ongetwijfeld te maken met het feit dat het begin van brand op een zaterdag ontstond, een ogenblik waarop niemand ter plaatse was. Bovendien hebben de daaropvolgende ontploffingen de hele omgeving platgelegd, zodat experten zich nooit durven uitspreken hebben over wat er precies aan de basis lag van de catastrofe. De opeenvolgende verslagen van de deskundigen (en dat waren er nogal wat) geven weinig verduidelijking: tot op heden luidt de officiële versie dat de oorzaak van de brand en de daaropvolgende explosie onbekend gebleven is.
Dat neemt niet weg dat de betrokken verantwoordelijken (het bedrijf werd geleid door een tweekoppig team) juridisch vervolgd werden. Deze twee directeuren werden door de rechtbank vrijgesproken van de schuld voor de dood van de slachtoffers. Wel kregen ze zes maanden gevangenisstraf opgelegd, waarvan drie voorwaardelijk, en een boete van 2250 euro voor het opzettelijk overtreden van een aantal milieuvoorschriften en voor hun niet-vergunde handel in vuurwerk. Na drie maanden voorarrest kwamen zij vrij, maar later werden ze in hoger beroep alsnog veroordeeld tot een jaar celstraf; in de aantijging werd “brand, en ontploffing door schuld met de dood tot gevolg” toegevoegd.
Los daarvan werd ene André de Vries beschuldigd van het aanstichten van de brand en aanvankelijk tot vijftien jaar gevangenisstraf veroordeeld. Hoewel hij op dat ogenblik onmiskenbaar ter plaatse was, ontkende de beschuldigde met nadruk verantwoordelijk te zijn voor de catastrofe. Hij ging met veel drama in hoger beroep tegen de uitspraak en haalde zijn slag thuis: nauwelijks een jaar later werd hij door het gerechtshof in Arnhem vrijgesproken van brandstichting, vanuit de vaststelling dat er geen overtuigend bewijs kon gevonden worden voor zijn schuld en dat het gevoerde onderzoek daarnaar rammelde.
De man incasseerde een stevige schadevergoeding, en bleef tot op het laatste ogenblik volhouden dat hij niets te maken had met het incident. ‘Hij had een broertje dood aan werken’, stelde de plaatselijke pers nogal laconiek vast, en dat het om een labiel persoon ging is zonder meer duidelijk: hij werd een paar jaren voor zijn dood (hij stierf in 2017 aan kanker) nogmaals veroordeeld, dit keer voor mishandeling van een man en een vrouw. We zullen allicht nooit weten wat er precies gebeurd is.
De gevolgen
Ondanks intensief onderzoek en diverse rapporten is het dus nooit duidelijk geworden hoe de brand ontstond die tot de explosie leidde. Wel werd de plaatselijke overheid met de vinger gewezen: de reactie van de brandweerdiensten had pertinenter kunnen zijn, en het feit dat een belangrijke opslag van vuurwerk midden in een woonwijk onvergund (en dus verborgen) kon blijven doet evenzeer vragen rijzen. Dat was één van de redenen waarom de h. De Vries in beroep werd vrijgesproken: sommigen meenden dat de voorwaarden voor de ramp waren geschapen door laks overheidsoptreden en dat degene die de brand eventueel zou aangestoken hebben niet alleen verantwoordelijk mocht worden gehouden.
Maar omdat de nasleep van de vuurwerkramp zo warrig verliep, begonnen allerhande geruchten de ronde te doen. Het is tot op heden onduidelijk of die meer inhouden dan cowboyverhalen. Er zouden bewijsstukken zijn verduisterd, de verhoring van de verdachte zou niet correct uitgevoerd zijn, op de bewuste zaterdag werd er wel degelijk gewerkt in die onderneming (beweren sommigen), er waren zogezegd landmijnen op de site aanwezig. Is er sprake geweest van een doofpotoperatie? Wie het internet afdweilt stuit van de ene samenzweringstheorie op de andere …
De ramp heeft in Nederland vooral geleid tot onderzoek naar regelgeving en regelhandhaving op het gebied van vuurwerk en andere ontplofbare stoffen. De gangbare mening luidt dat de overheid grote fouten zou hebben gemaakt wegens het uitvaardigen van foute blusinstructies, ondeugdelijke opslagregels en een onjuiste classificatie van ontplofbare stoffen bij het verlenen van vergunningen. Het enige tastbare gevolg van de Enschederamp lijkt te zijn dat de Nederlandse overheid wat omzichtiger gaan omspringen is met de reglementering inzake de opslag van ontplofbare stoffen, het daarmee verband houdende vergunningstelsel en de controle erop.
Ook de omgang met vuurwerk is sinds meerdere jaren strenger gereglementeerd bij onze noorderburen, doch dit lijkt niet zozeer een gevolg van het Enschedeverhaal: de aanhoudende incidenten met zware verwondingen, waarvan de Nederlandse pers rond het jaareinde steevast melding maakt, hebben dit bewerkstelligd.
Jan Van Peteghem